Aangenaam, ik ben Esther Splinter, sinds 2004 restaureer ik meubelen en houten voorwerpen in mijn eigen meubelrestauratiebedrijf. Als jonge twintiger doorliep ik het Hout- en Meubileringscollege te Rotterdam. Mijn interesse lag direct bij de meubelrestauratie. In 2002 kreeg ik de kans om mijn restauratie opleiding te voltooien in York, Groot- Brittannië, bij een klein restauratiebedrijf. Ik werd aangenomen als apprentice in een bedrijf welke lid was van de Master Guild of Craftsmanship. Een gilde waarvan de leden staan voor kwaliteit en het doorgeven van de ambacht. Authentieke technieken worden zo behouden en doorgegeven aan volgende generaties restaurateurs. Een heerlijke leerzame periode die de basis heeft gelegd voor mijn eigen bedrijf.

In 2004 begon ik met meubelrestauratie l’Echarde. Dit betekend de Splinter, een variatie op mijn eigen achternaam. Ik restaureer met veel plezier antiek en meubelen uit de moderne tijd. Een meubel dient functioneel te zijn, goed werkend en mooi. Maar men mag zien dat een meubel oud is en de tijd heeft doorstaan. De gedachte dat sommige meubelen al honderden jaren oud zijn en door restauratie geconserveerd worden geeft me veel vreugde. Hiermee wordt het cultureel erfgoed bewaard voor de volgende generatie. De meubelen die ik restaureer hebben vaak emotionele waarde voor de eigenaar, ik ben vereerd dat ik eraan mag werken.

Nederlandse meubelgeschiedenis

Tijdens mijn werk kom ik allerlei type meubelen tegen. Ik vind het leuk om uit te zoeken hoe oud het meubel is en waar het vandaan komt. Graag deel ik met u wat we tegen kunnen komen in de meubelkunst vanaf de Gothiek. Elke periode heeft eigen kenmerken en de periodes lopen in elkaar over. Wilt u weten uit welke periode uw meubel komt neem dan contact op, stuur een foto mee en wellicht kan ik u helpen.

Gothiek ca. 1450-1600

De gotiek is geïnspireerd door de architectuur van de grote kathedralen. Er werd voornamelijk met eikenhout gewerkt en de meest kenmerkende versiering is het briefpaneel. De eerste zitkisten en bergkisten werden ontworpen.

Renaissance ca. 1600-1680

De renaissance is een herbeleving van de klassieke oudheid. De Romeinse en Griekse kunst werd herontdekt. Dit is terug te zien in de versieringen en ornamenten aan een meubel. Er ontstaan kasten in deze periode welke vaak van eikenhout zijn gemaakt. De eerste exotische houtsoorten worden geïmporteerd en dit is terug te zien in de gefineerde accenten op een meubel. Kasten hebben een fries, zoals de Romeinse tempels, andere kenmerken zijn bolpoten, meloenpoten en als versieringen cannelures, dit zijn verticale groeven in een zuil. De eerste ebbenhouten accenten verschijnen in de late renaissance.

Barok ca. 1670-1740

De barok heeft drie kenmerken. Beweeglijkheid zoals kussenpanelen en overdadig houtsnijwerk. Contrasten door het aanbrengen van ebben of palissander accenten. En schilderachtige effecten door het meubel te fineren met verschillende houtsoorten in patronen. Alles uitgevoerd in symmetrie. In deze periode ontstaan de kunstkabinetten waar de eigenaar zijn zeldzame voorwerpen kon opbergen. De meubelen werden hoofdzakelijk nog van eikenhout gemaakt waaroverheen gefineerd werd in vele houtsoorten. De meubelen krijgen andere type poten. De balklauwpoot en voluutpoot, een poot met een bocht erin en eindigend in een spiraal. Nieuwe meubelen die ontstaan zijn het kruisvoetkabinet, het klepbureau, een ladekastje en stoelen.

Rococo ca 1740- 1770

Als een reactie op het drukke barok, ontstond de rococo. Belangrijkste kenmerken zijn de asymmetrische C en S vormen. En de kasten krijgen een kuif welke gesneden is. Als fineer is wortelnoten populair en mahonie. De bloemmotieven marqueterie blijft en er komt parqueterie bij. Dit is inlegwerk in geometrische vormen. Meubelen die in deze tijd ontwikkeld worden zijn de chiffonnière ofwel een hoge ladekast, het topbureau, het hoekkabinet en de porseleinkast.

Neo- Classisisme ca 1770-1830

Deze stijl grijpt terug op de klassieke oudheid, Romeinse en Griekse versieringen worden toegepast op het meubilair. Klassieke vazen, tand en blok lijsten, medaillons zien we terug als versieringen. Het meubilair in Nederland heeft zowel Franse als Engelse invloeden. In deze periode ontstaan de blokpoten, jaloeziedeuren en worden er veel verschillende fineersoorten gebruikt. Er ontstaan kastjes en tafeltjes in halve maan vormen en het klepbureau waarbij nu de klep verwerkt is in de kast.

Empire ca 1800-1820

Onder invloed van de Franse bezetting komen de Empire meubelen in Nederland. Het meubilair heeft weinig versieringen. De versieringen die er zijn hebben de Romeinse en Egyptische invloed. De empire meubelen zijn gefineerd, grotendeels met mahonie en bloemmahonie en hebben als afwerklaag politoer. De harde arbeidsintensieve laklaag wordt gemaakt van de schellakluis en alcohol. Kenmerken aan de meubelen zijn kolommen, marmeren bladen en sabelpoten aan de stoelen. De nieuwe meubelen die ontstaan zijn de kaptafels, canapé oftewel bank en gueridontafel, vaak met een marmeren blad.

Biedermeier ca. 1815-1850

Als reactie op de strakke vormen in het empire ontstaat de biedermeier. Huiselijkheid en comfort staan voorop voor de ontstane middenklasse. Neo- classicistische vormen vinden we ook terug in de biedermeier meubelen. De coulissetafel ontstaat, een uittrektafel waarin meerdere tussenbladen gelegd kunnen worden. Als houtsoort is mahonie nog steeds populair en ook het bloemmahonie vinden we terug in de biedermeier meubelen.

Historisme of neostijlen ca. 1830- 1895

Door veranderingen in de maatschappij, industrialisatie, werd de middenklasse groter. Door het in serie kunnen produceren van meubelen werden deze goedkoper en kon de middenklasse het zich veroorloven om betere meubelen aan te schaffen. De neostijlen ontstonden door de vraag naar meubelen met de rijke uitstraling van de eeuwen ervoor. Hierdoor zien we meubelen met allerlei versieringen met eigen vormen en uitstraling. Deze periode wordt ook wel de lelijke tijd genoemd. Meubelen met zwarte accenten komen in en overdadige versieringen.